Inconsolable -- v.2
~!Welcome to Bustani!~
Inconsolable is a Dutch Fantasy Dog roleplay. My apologies, English people!
----------
Fijn je terug te zien of leuk je te ontmoeten!
Inconsolable -- v.2
~!Welcome to Bustani!~
Inconsolable is a Dutch Fantasy Dog roleplay. My apologies, English people!
----------
Fijn je terug te zien of leuk je te ontmoeten!
Inconsolable -- v.2
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.



 
IndexIndex  Laatste afbeeldingenLaatste afbeeldingen  ZoekenZoeken  RegistrerenRegistreren  InloggenInloggen  

 

 Lilium..

Ga naar beneden 
AuteurBericht
Fiction
Not new anymore
Fiction


Aantal berichten : 75
Registratiedatum : 03-03-11
Leeftijd : 28
Woonplaats : Rotterdam

Lilium.. Empty
BerichtOnderwerp: Lilium..   Lilium.. Emptyma maa 07, 2011 7:50 pm

Lilium.. Lucys1
“Ik hou van je, Nyuu,” zei ik zacht tegen haar en ik glimlachte. De ijsblauwe ogen van mijn zusje stonden op mij gericht en de mijne op die van haar. We verloren elkaar niet uit het oog, wetend dat het niet lang meer zou duren voor we elkaar nooit meer in de ogen konden kijken. “Je mag niet sterven,” fluisterde ik tegen haar. Mijn borstkas deed pijn en mijn ademhaling was zwaar. Ik had al die tijd geleefd met alleen haar aan mijn zij. We hadden dankzij elkaar weten te overleven. En nu.. Nu lag zij op sterven. Hoe kon ik blijven leven, als zij dit niet deed? Hoe kon ze mij in mijn eentje achterlaten? Dat mocht niet. Dat kon niet. Ik zou dat nooit overleven. Nooit niet. “Zonder jou kan ik niet verder,” fluisterde ik zacht. Een glimlach ontstond op de kop van mijn zusje. ‘Je moet wel,’ zei ze zacht. Ik schudde mijn hoofd. ‘Jij mag niet sterven,’ fluisterde mijn zusje. Ik beet op mijn lip en voelde tranen opvloeien. Ik keek neer op mijn zusje, hoorde hoe haar stem zachtjes af leek te sterven. Ik voelde haar pijn. ‘Het spijt me,’ fluisterde ze nog zacht. Opnieuw liet ik mijn blik op de hare vallen en ik keek recht in haar ijsblauwe ogen. Haar blik sprak boekdelen. Ze wilde dat ik verderging, niet stil bleef staan bij het verleden. Bij haar. Ik moest doorleven. Ik moest doen wat zij niet kon. Maar, dat was onmogelijk. Ik kon niet doorgaan zonder haar. Dat wilde ik zeggen, maar toen viel haar kop neer. Ze was dood. Haar laatste woorden stonden in mijn geheugen gegrift. Ik draaide me om. Van binnenuit was ik kapot aan het gaan, maar van buiten was ik slechts een ziel, opgesloten in een lichaam wat me niet liet gaan. Ik hield van mijn zusje, iets wat ik nooit voor iemand anders had gevoeld. Niemand zou haar plek innemen. Nooit niet. Ik liep kalm weg, zonder ook nog maar een blik te richten op mijn pleegouder. Ze zou het begrijpen. Ze kende mijn zusje, al kende ze mij niet zo goed.
“Ik hou van je, Nyuu.”


Voorzichtig boog Lucy zich voorover en dronk ze van het water van Uchawi Lake, het meer in Ziwa Forest. Bij elke slok voelde ze de koelte door haar lichaam gaan. Ze genoot ervan, hoe koud ze het ook had. Het was winter. Vooral geen fijn seizoen voor een hond zoals zij, door haar korte vacht. Vroeger had ze altijd naast haar kleinere zusje, Nyuu, gelegen, om haar warm te houden. Nu was het onmogelijk. Nooit meer zou ze naast haar zusje liggen om haar warm te houden en zou ze voelen hoe haar zusje langzaam tegen haar aan in slaap viel. Nooit meer zou ze de stem van haar zusje horen. En, daar was een hele simpele reden voor. Een reden die de oneerlijkheid van het leven goed liet zien. Ze was dood, gestorven toen ze vijf jaar was. Het leven was altijd al niet mooi geweest voor haar en haar zuster. Haar moeder was gestorven. Vijf jaar lang hadden de twee teefjes gedacht dat het hun schuld was, omdat hun vader hen dit vertelde. Hij verliet hen, liet de twee aan hun lot over. Ze hadden eigenlijk één broertje, maar die was bij de geboorte gestorven. Ze waren met zijn tweeën doorgegaan, tot ze uiteindelijk een goede pleegmoeder vonden. Ze voedde hen op. Ze was een goede moeder. De enige reden dat Lucy bleef, was omdat Nyuu er was. Nyuu mocht de teef wel, maar Lucy voelde er niets voor. Het enige wat haar had geboeid, was het geluk van haar zusje. Dat was dan ook de reden dat ze na de dood van haar zusje direct vertrokken was. Ze had geen spijt van haar beslissing om het hol van haar pleegmoeder te verlaten. Ze had nooit een band opgebouwd met de teef en de teef had dat leren te begrijpen. Beiden hadden ze gezorgd voor Nyuu wanneer dat nodig was. Nyuu was kleiner, onverantwoordelijke. Ze had meer zorg nodig dan Lucy. Ook was ze nog onvolwassen en kinderlijk. Altijd aan het spelen, altijd lol aan het trappen. Zij en Lucy waren het tegenovergestelde van elkaar. Twee tegenpolen, die tot elkaar aangetrokken werden als magneten en elkaar nooit los wilden laten. Totdat één stopte met het leven; alles op had gegeven na een lang gevecht. Toen vielen beiden neer. De één dood, de ander gebroken. Ze zouden altijd verbonden zijn, niemand zou haar plaats innemen. Nooit niet. Even snoof ze zacht, terugdenkend aan hoe haar vader haar en Nyuu ooit verlaten had.

‘Ze is dood,’ klonk zijn stem. Hoe oud waren we nu? Drie weken? Misschien iets minder, maar het zou rond de twee á drie weken liggen. Onze vader haatte ons vanuit de grond van zijn koude hart, dat had Nyuu, mijn lieve zusje, me duidelijk gemaakt. Het lijk van onze moeder lag daar maar, op de plek waar ze gestorven was. Bij haar tepel lag een kleine pup, ook dood. Niemand die het opgeruimd had, niemand die eraan dacht om dat te doen. Nyuu en ik waren nog te jong, onze vader hield te veel van de teef - dat was althans wat hij hen vertelde, de leugenaar - en haatte de twee pups te veel. Hij was niet zo vriendelijk als hij leek voor buitenstaanders. In werkelijkheid was hij een egoïst, iemand die alleen aan zichzelf dacht. De reden waarom hij onze moeder altijd lief had gehad - als je het zo mocht noemen -, was omdat ze mooi was. Omdat ze altijd naar hem had geluisterd. Ze was, net als onze vader, een Catahoula Leopard Dog, ook wel bekend als een Catahoula Cur. Haar vacht was beeldschoon, en dat was het altijd al geweest. Haar ene oog was ijsblauw, de andere was donkerbruin. Vreemd, maar mooi. Haar stem klonk als die van een engel, wist ik, al had ik hem nooit gehoord en zou ik hem ook nooit horen. Het was wat Vader ons altijd vertelde. De enige keer dat hij ons normaal toe sprak, zonder de haat in zijn ogen. De permanente haat. In die uitzonderlijk korte momenten, de momenten waarop hij over hun moeder sprak alsof ze er in levende lijve - ze was er namelijk wel, maar dood - bij hen was. ‘Jullie zien dat ze mooi is,’ zei hij dan altijd, knikkend naar het dode teefje. ‘Haar stem.. Ik weet nog toen ik haar voor het eerst zag..’ En dan volgde er een verhaal. Een verhaal die we zo vaak gehoord hadden, maar die we elke keer op nieuw aanhoorden, zodat hij ons even niet haatte. Hij bleef nog even, maar ging al snel weg. Ik weet niet waarom hij bleef. Waarschijnlijk hoopte hij erop dat Moeder ooit terug zou komen, maar die was niet lang na de geboorte gestorven. De eerste twee weken had ze overleefd, maar een paar dagen voor we onze ogen voor het allereerst openden, stierf ze toch. Vader bleef een week, haat koesterend voor ons. Moeder was ziek geweest tijdens de zwangerschap en was erna gestorven. Het was onze schuld, zei hij. En dat bleef hij zeggen, tot hij een paar dagen na haar dood wegliep. ‘Ik haat jullie,’ sprak hij nog even. ‘Jullie hebben haar vermoord,’ waren de laatste woorden die hij uitsprak, voor hij voorgoed verdween. Daar bleven we liggen, zijn harde woorden in onze hoofden herhalend. Lucy? dacht Nyuu. Ik hoorde het. Mijn Ability werkte nog slecht, maar in alle wanhoop had ik hem perongeluk geactiveerd. Haar stem klonk wazig, maar ik kon het verstaan. Ze besloot gelukkig toch hardop te gaan spreken. ‘Hou.. Hou jij mij?’ vroeg ze. Onze woordenschat was nog niet zo goed, maar ze had altijd haar vader horen zeggen dat hij niet van hen hield. Die zin hadden ze leren te begrijpen, waardoor zo’n vraag simpel was, al stelde ze hem niet goed. “Ja,” antwoordde ik zonder erover na te denken. Ik glimlachte. En zo begon ons leventje met zijn tweeën. Een mooi leventje, als je het mij vroeg. Helaas eindigde het veel te snel.

Langzaam kwam Lucy overeind en keek ze naar haar spiegelbeeld in het water. Haar roze ogen, die in geen enkel opzicht leken op die van de rest van de familie. Haar vader had simpele bruine ogen, die altijd een beetje wazig leken. Haar moeder had één ijsblauw oog en één bruin oog. En haar zusje had ijsblauwe ogen. Allen waren ze anders, allen waren ze origineel op hun eigen manier. Hun vader leek echter niet van hen te houden. De enige van wie hij hield, zogenaamd, was hun moeder. Zacht schudde Lucy haar kop heen en weer en keek ze naar een moedereend die door het water zwom, gevolgd door één jonkie. Lucy snoof zacht. Het zouden er meer moeten zijn. Waren de anderen gestorven? Ze fronste. Dat was iets wat haar wel interesseerde. Families, omdat ze het zelf verloren was. Ze wilde het zo graag terug, maar er was niemand die het plekje in haar kleine, koude hart zou veroveren. Dat was Nyuu’s plekje. En, niemand die Nyuu kon vervangen. Niet nu, niet over twintig jaar. Nyuu zou voor altijd blijven waar ze was. Begraven in haar hart en geheugen, een hond wie nooit eruit zou gaan. Nyuu was de perfecte zus voor haar geweest en dit zou nooit veranderen. Ze kon zich geen betere zus wensen. Geen zus die volwassener was, geen zus die langer had geleefd. Alleen Nyuu. Ook al zou het wel fijner zijn als die langer had geleefd, maar het leven was zoals het was. Ze geloofde niet in reïncarnatie, dus durfde niet te hopen dat haar zus ooit terug zou komen. Ze sloot haar ogen even liet nog één keer het beeld van haar zus langskomen. Als automatisch begon ze zacht een lied te zingen. Lilium, een latijns lied. Een taal die ze niet onder controle had, maar het was een lied geweest wat haar zusje altijd had geneuried. Ze kende de tekst uit haar hoofd en had ook de betekenis geleerd. Het was mooi. Het was het liedje wat zij en haar zusje altijd zongen voor ze gingen slapen. Het was.. Het enige lied wat echt haar interesse had. “Os iusti meditabitur sapientiam. Et lingua eius loquetur iudicium. Beatus vir qui suffert tentationem. Quoniam cum probatus fuerit. Accipiet coronam vitae,” zong ze zacht. Ze hoorde in haar hoofd de stem van haar zusje erbij.

‘Kyrie, ignis divine, eleison. Oh quam sancta. Quam serena. Quam benigna. Quam amoena. Oh castitatis lilium,’ zong mijn zusje zacht. Ik glimlachte, luisterend naar haar perfecte stem. “Mooi, Nyuu, mooi,” glimlachte ik en ik opende mijn ogen, die ik tijdens haar zang gesloten had. “Wat betekent het?” vroeg ik toen. Nyuu keek omhoog en glimlachte. ‘Het gaat over een lelie,’ zei ze glimlachend. Ik rolde met mijn ogen, wetend dat dat het enige was wat ze wist. “Kan je het mij ook leren?” vroeg ik toen. Ze knikte, en begon het lied opnieuw te zingen.

Voorzichtig opende ze haar ogen weer. Midden in het lied was de herinnering aan haar zusje weer opgekomen. Ze snoof zacht en sloeg haar ogen neer. Ze wist dat het beter voor haar was als ze het achter zich liet. Ze wist dat Nyuu had gezegd dat ze dat moest doen. Maar, hoe kon ze een goede zus zijn.. Hoe kon ze durven te zeggen dat ze van Nyuu hield.. Als ze haar zomaar zou vergeten? Dat mocht niet, dat kon niet. Dan zou ze net als hun vader zijn, wie hen zomaar vergat om een dood, al was het niet hun dood. Ze ging liggen en keek voor zich uit, merkte dat de eenden al weg waren. Ze zag hoe de lucht rood was gekleurd. De zon ging onder, de avond naderde. Het was koud, maar niet te koud, al was het niet echt fijn met haar korte vacht. Ze sloot haar ogen, zodat het roze niet meer zichtbaar was. Zo leek ze op haar zus, alleen wat groter.
“Ik hou van je, Nyuu.”
Terug naar boven Ga naar beneden
 
Lilium..
Terug naar boven 
Pagina 1 van 1

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Inconsolable -- v.2 :: IC;; BUSTANI :: Ziwa Forest :: Uchawi Lake-
Ga naar: